Rietgors (Emberiza schoeniclus) lid van de gorzenfamilie.

Lengte 15cm, spanwijdte 21-26 cm, gewicht 15-22 gram.
Man voorjaar en zomer pikzwarte kop, keel en bovenborst, witte 'sjaal', vaalbruine rug met zwarte strepen, vuilwitte onderzijde,
lichtgrijs gestreepte stuit, flanken met zwartrode strepen, staart bruinzwart met wit en onderstaart grijs. Vrouwtje bruin met geelbruine onderzijde, boven ogen lichte oogstreep, zwartwitte baardstrepen, strepen op stuit, borst en flanken.
In winter mist rietgors zijn zwarte kop, moeilijker te herkennen.
Voedsel: slakken, rupsen en kevers, in de winter zaden.
Legsel: 3-5 grijsblauwe tot roodbruine eieren met grijze ondervlekken en zwartbruine stippen, nest goed verborgen op
grond of in struiken.
Leeft in riet langs meren, plassen, moerassen en uiterwaarden.
De rietgors is een talrijke broedvogel in de laag gelegen delen van Nederland en België.